Het feest van de Hemelvaart bevat de kiem voor een kosmisch christendom, omdat het ons iets leert over de ware verhouding tussen hemel en aarde. Het laat ons zien hoe door het mysterie van Golgotha de kloof tussen deze wereld en de andere wereld overbrugd wordt en hoe de basis is gelegd voor een groeiende harmonie tussen hemel en aarde, voor een wonderbaarlijke voorjaarsdialoog tussen boven en beneden.
Midden tussen het begin van de lente en het begin van de zomer is dit feest van de elementen. De elementen bouwen de aarde onder auspiciën van de hogere werelden, onder patronaat van de hemel. Alleen moeten wij, die gewend zijnn de blik uitsluitend op de buitenkant van de natuurprocessen te richten, eerst weer in onszelf het zintuig opbouwen om waar te kunnen nemen hoe door de elementen de hemel voortdurend met de aarde verkeert.
De elementen begeleiden de jaarcyclus met hun spel. Zolang de winter heerschappij voert is alles op aarde in de eigenlijke zin want het woord ‘aards’. Alles tendeert naar het element van het vaste, het gevormde en het uitgekristalliseerde. Wanneer het bevriest is zelfs het water bereid afstand te doen van zijn stromende beweging en zich aan te passen aan het element van het minerale. Maar wanneer dan de lente komt, ruisen de beken, stromen de rivieren en stijgen de sappen. Het waterige element neemt de leiding over en brengt al het vaste in beweging. Nu blijkt dat de aarde een levend wezen is: dat zij niet alleen een lichaam, maar ook stromend leven heeft.
En wanneer midden in het voorjaar de zomer reeds zijn voorboden zendt, verschuift het accent van het worden naar het derde element: de lucht komt op een toverachtig nieuwe, scheppende wijze in beweging. Het vierde element is in aantocht en laat zijn werking al voelen: spoedig zal de zomerwarmte alles doordringen. Vooreerst werkt het met een mysterieuze terughouding, in het verborgene. En juist daardoor laat het uit de sterrenhoogten dat vuur mede instralen, dat door de Grieken het empyreum, de vuurhemel genoemd werd.
De roep van de kosmische warmte weeft in de atmosfeer en komt ook tot het waterige element. En nu beginnen lucht en vochtigheid samen een scheppend spel te spelen. Het water dat door de zonnestralen – de afgezanten van de kosmische warmte omhoog geroepen wordt, begint zijn hemelvaart. Door zijn huwelijk met de lucht ontstaat de wolk. Zij is het goddelijk teken van dit ogenblik tussen lente en zomer.
In de wolk openbaart zich tussen aarde en vuur, tussen aardse diepten en hemelse hoogten, de sfeer van een beweeglijk evenwicht. En zo is zij tegelijkertijd het oerbeeld van de metamorfose, van het uit hemelhoogten gezegende organische vormen en en opnieuw vormen. Konden wij maar door naar de wolken te kijken (of dat nu stralend witte cumuluswolken zijn, of het grijze wolkendek waaruit de regen omlaag valt) ons laten aanmoedigen om nooit tot stilstand te komen, maar met opwaarts gericht blik te streven naar een eeuwige metamorfose, naar een nooit rustend worden!
Tussen lente en zomer is de natuur vol tekenen van en beelden voor de hemelvaart van de aardziel. Het wonder van de wolken komt daarin op de eerste plaats. Het jubelend omhoogvliegen van de leeuwerik voegt daar een melodie aan toe. Een feest van hoge vlucht, van de lust om opwaarts te wieken, breidt zich rondom ons uit. En altijd heeft tussen het tweegesprek tussen de hoogte en de diepte de hemel, en in het spel van de elementen het vuur, het eerste woord. Uit hemelhoogten weerklinkt het vurige woord en de lagere elementen volgen die scheppende roep naar omhoog met vreugde en gratie.
De toekomst van het christendom hangt ten nauwste samen met de vraag of de voorspelling in vervulling gaat die de engelen deden aan de discipelen toen veertig dagen na Pasen de wolk als een voorhang het bijzondere wonder van hun ontmoetingen met de herrezene verhulde: ‘Gelijk hij nu is opgenomen in de hemelse sferen, zo zal hij eens van daaruit weer zichtbaar worden voor uw zielen.’ De wolk verbindt de hemelvaart met de wederkomst van Christus. De herrezene verlaat niet na veertig dagen de aarde om te verdwijnen naar een hemelwereld aan gene zijde.
De wolk is zinnebeeld van het rijk van de elementen: met deze sfeer, die heel het aardse doorstroomt en doorademt, verbindt hij zich. Hij wordt alleen onzichtbaar voor de zielen van de discipelen, omdat zij blind zijn voor die wereld. Na tien dagen komt in hen echter de vurige kiem van een toekomstig schouwen tot leven. Wanneer dit gebeuren in de mensheid als geheel tot rijping komt, doordat de vurige kiem van het ‘ware geloof’ ontvlamt, zal de wolk (de sfeer van de elementen, dat wil zeggen de etherische astrale omhulling van de aarde) de plaats zijn waar het voorhang scheurt, die toen in de discipelen het wonderbaarlijke licht van Pasen deed doven: ‘Christus komt op de wolken van de hemel.’
Geef een reactie